Zoals veel van de andere eilanden in de omgeving werd ook Cuba aanvankelijk alleen bevolkt door indianen, tot Columbus er in 1492 voet aan wal zette. De Spanjaarden gingen er op zoek naar goud en andere rijkdommen, terwijl ze ondertussen 97% van de indianen op Cuba doodden. Santiago de Cuba en Havana waren de belangrijke handelssteden in die tijd, van waar de Spanjaarden al hun rijkdommen richting Europa verscheepten. Vanaf die tijd werd Cuba de belangrijkste suikerproducent ter wereld. De keerzijde hiervan was dat slaven al het werk deden en zij werden al snel onrustig. Men wilde ‘Cuba libre’: vrijheid.
Pas in 1898 werd Cuba officieel onafhankelijk. Spanje werd verslagen in de oorlog onder leiding van de Cubaanse banneling José Marti. Veel Amerikanen kochten vervolgens Cubaanse suikerplantages op, waardoor Cuba politiek en economisch sterk afhankelijk werd van de Verenigde Staten.
Van 1934 tot 1959 overheerste de Cubaanse dictator Batista, een zelfgekozen leider die een strak dictatoriaal regime voerde. Fidel Castro maakte samen met Che Guevara een einde aan de overheersing van Batista. Castro was een idealist en hij had grote plannen met Cuba. Een socialistische staat, waarin iedereen gelijk was, was zijn ideaalbeeld. Daarom verbrak hij de betrekkingen met de Verenigde Staten en schoof hij aan bij socialistische landen, vooral Rusland. Toen de Amerikanen op 16 april 1961 probeerden om Cuba te redden van Castro, via een geplande invasie in de Varkensbaai, liep dit fout omdat de steun van de Cubanen aan Castro op dat moment nog te groot was.
Later beperkte Castro de burgerlijke vrijheden steeds verder en sloot hij tegenstanders van zijn bewind op in gevangenissen en werkkampen. Ook vandaag de dag wordt Cuba nog steeds gedomineerd door Fidel Castro’s dictatuur. Om die reden zijn de internationale betrekkingen nog steeds slecht en de relatie met de Verenigde Staten is inmiddels gedaald tot een dieptepunt.
Meer weten over reizen naar Cuba?
Bekijk hier alle informatie