Omdat de voormalige republiek Tsjecho-Slowakije van1948 tot 1989 een communistische staat was, werd er gebruik gemaakt van een eenpartijsysteem. Na de val van het communistische regime in 1989 besloten de Tsjechen en Slowaken om afzonderlijk verder te gaan, na 71 jaar als een gezamenlijke staat te hebben geopereerd. Op 1 januari 1993 startte de Tsjechische Republiek officieel als een onafhankelijke staat en parlementaire democratie.
Volgens de in 1993 aangenomen grondwet is Tsjechië een parlementaire republiek met als staatshoofd een president die voor de duur van 5 jaar, met een maximum van twee periodes, door beide Kamers wordt gekozen. De regering heeft de uitvoerende macht en die wordt aangevoerd door de minister-president, dus de macht van het staatshoofd is relatief beperkt. Wel mag de president zijn veto uitspreken over wetsvoorstellen en mag deze na verkiezingen de beoogde premier voordragen. Verder is hij verantwoordelijk voor de benoeming van ministers en de voorzitter van de Centrale Bank en heeft hij de bevoegdheid tot het verlenen van gratie.
De grondwet benadrukt de onafhankelijkheid van het gerechtelijke apparaat. Het Constitutioneel Hof is de hoogste autoriteit in grondwettelijke zaken en bestaat uit 15 rechters die op voordracht van het parlement door de president worden benoemd.
In januari 1991 werd de Tsjechische economie, tot dan toe een socialistisch economisch stelsel, grotendeels geprivatiseerd. Hierbij kregen burgers de gelegenheid om aandelen in bedrijven te kopen. Ook werden de prijzen vrijgegeven om de economie te veranderen in een vrijemarkteconomie, wat al snel leidde tot een zeer hoge inflatie (maar liefst 52% in 1991), maar gelukkig daalde deze al weer snel naar een niveau van onder de 10%. Inmiddels hebben veel buitenlandse ondernemers in Tsjechië geïnvesteerd. Dit komt ook door de nabijheid van de Europese en vooral de Duitse markt. Het bruto nationale product bedroeg in 1995 bijna $148 miljard. De werkloosheid bedroeg in 2001 8,5%. Ondanks de stagnerende wereldeconomie, vertoonde de Tsjechische economie in 2001 nog groei. Het bruto binnenlandse product steeg in 2001 zelfs met 3,6%. De belangrijkste oorzaak hiervan was de sterke particuliere consumptie door een stijging van de reële lonen.
Ook het toerisme wordt steeds belangrijker voor de Tsjechische economie. Circa 70% van de bezoekers gaat naar Praag of de regio daaromheen. Er is helaas nog geen gecoördineerde planning en beleid wat het toerisme betreft. Te vaak wordt het nog aan de lokale overheid overgelaten die er echter ook weinig kaas van gegeten heeft. Zo voldoen de meest accommodaties nauwelijks aan de westerse maatstaven.
Samen met Slowakije, Polen en Hongarije vormt Tsjechië de zogenaamde Visegrad-groep, een samenwerkingsverband dat als voornaamste doel heeft de integratie in de Westerse structuren te versnellen.
Meer weten over reizen naar Tsjechië?
Bekijk hier alle informatie