Miljoenen jaren lang was Nieuw-Zeeland een onbewoonde wildernis. Pas zo’n 1000 jaar geleden zetten de eerste mensen hier voet aan wal. Deze uit Frans-Polynesië afkomstige ontdekkingsreizigers heetten vanaf dat moment de Maori’s. In 1642 ‘ontdekte’ de Nederlander Abel Tasman het land per toeval. Hij was voor de VOC onderweg naar Batavia, maar stuitte op de westkust van het Zuidereiland. De Maori’s waren echter niet bepaald blij met deze indringer en doodden enkele van Tasmans bemanningsleden.
In 1769 kwam de ontwikkeling van Nieuw-Zeeland in een stroomversnelling terecht door de komst van de Britse kapitein James Cook. Ditmaal konden de Maori’s zich minder goed verweren. Cook eiste het gebied op voor Engeland en vanaf dat moment kwamen er geregeld jagers naar het gebied om walvissen te schieten. Langzaam begonnen de Engelsen de Maori’s te verdringen en in 1840 werd Nieuw-Zeeland officieel een Britse kolonie. Engelse immigranten stichtten steden, riepen Wellington in 1865 uit tot hoofdstad en begonnen hier massaal een nieuw leven.
Door de industrialisatie en toenemende globalisering konden de inwoners vanaf het einde van de 19de eeuw prima rondkomen van de export van onder andere zuivel en wol. In 1947 werd Nieuw-Zeeland tenslotte onafhankelijk van Engeland en kon het economisch en cultureel doorgroeien tot de moderne, zeer westerse natie die het nu is.
Meer weten over reizen naar Nieuw-Zeeland?
Bekijk hier alle informatie